in Galerie Kunst & Beterschap,
Amsterdam 8 oktober 2000:
Hoe diep gaat de oppervlakte? Verschuilt zich iets
onder het oppervlak, is het nodig dat te doorgronden..?
Soms is één oogopslag voldoende om tot een conclusie te komen, al kan de volgende oogopslag een heel ander verhaal te vertellen hebben.
Groeit onze blik? Kun je het kijken leren of aanleren, kun je het oog onbevooroordeeld maken, leeg als het ware, nieuw en eenmalig, zoals Adam dat deed vooraleer hij namen mocht geven, volgens de traditionele overlevering?
Zijn wij niet allen Adam, die voor de opgave staan betekenis te verschaffen, zin te vinden in dat wat zich aan onze ogen -en in feite aan al onze zintuigen- voordoet?
Het zijn vragen, die bij mij opkomen bij de beschouwing van de schilderijen, dozen en kasten van Louis van Marissing. Hij liet me door de tekenboeken van vroeger kijken, dagboeken als het ware, van ontmoetingen en situaties, en ik wist het weer, deze schilderijen zijn niet abstract te noemen, ook al is het doek non-figuratief.
Het staat geheel en al op zichzelf, al kunnen we verre vergelijkingen trekken met t andere materie-schilders die de oppervlakte verdiepen of verhogen.
Het is aards werk, dat van Van Marissing, tegelijkertijd ligt er een gloed overheen, die met licht te maken heeft, het licht dat door de duisternis niet begrepen wordt.
Bladgoud, goudpoeder, gebrande sienna, ultramarijn, schoenpoets en zand, boenwas, lijnolie, marmervloerwas, ondefiniëerbare vlakken en scherpe kerven, met mes of draad. Röntgenfoto’s van een realiteit die de schilder uitdraagt, rustig op dreef, trefzeker, wetend. Een ontstaansgeschiedenis is het, die in ieders leven vervat ligt, met een samenhang tussen elke handeling, die iedere toeschouwer met eigen reacties èn projecties, duidingen èn vragen zich eigen zal moeten maken.
Eenmaal gezien, is het schilderij niet meer die ène oogopslag, maar wordt het die beschouwing en contemplatie, die wellicht de meditatie inhoudt.
Je maakt je los en je maakt vast, je onthecht en ontdekt. Elke kras, elke kerf, elke penseelstreek, elke laag kleur voegt een dimensie aan het oppervlak toe, tot het zindert…
Elk schilderij is een weloverwogen experiment, met een eigen Werdegang die tijdloos is: waar begint, waar eindigt de materie? Is er een tussengebied, is er een grens – komen wij nader tot de grote mysteriën van leven en dood, liefde en geboorte?
Schroomvallig, deze woorden, rond een gevecht dat ieder al dan niet bewust aangaat, met eigen mogelijkheden tot expressie, zij het in het sociale leven, de creatieve omgang met mensen en materie, in religie, wetenschap of kunst, economie of dienstverlening.
De kunst –het zij me veroorloofd dat nogmaals te benadrukken- omvat dat alles; de kunst is altijd eeuwig, altijd van Nu, en onttrekt zich aan de vele regels en bepalingen, rituelen en methoden die elders opgang maken of gehanteerd worden.
Kunst is de vrijheid, zonder de welke geen mens zichzelf kan zijn. Kunst is in al haar vormen de rechtvaardiging van het menselijk bestaan, met tempels, piramiden, kathedralen, bewegende vormen en beelden, in muziek, ritme en melodie, in taal en teken.
Mijn woorden dansen een weg naar buiten, mijn tong en hersenen, vingers en hart weten dat binnen & buiten twee zijden van een en hetzelfde zijn, dat de band tussen beide de zingeving zelf is, dat iets IS wat het is – waarbij alle woorden rondom in een leegte vallen.
Toch deze woorden dus. Om aan te geven tot welke gedachten het werk van Louis van Marissing mij brengt. Niet tot gevolgtrekkingen, die kunsthistorisch moeten worden bijgeschreven, niet tot een plaatsbepaling die definitief AF is.
Wat gezegd kan worden, is niet meer te verzwijgen. Wat aanwezig is heeft niets dan betekenis en functie, zoals wij allen in ontwikkeling zijn, groeien naar meer kennis, besef en bewustzijn. Om de schilder, die zich ook in woorden uit, te citeren (Huid en Ziel – studies in zichtbaar maken, pagina 7):
Los uit de pols, zomaar;
een spoor op de tast uitgezet in de leegte
vindt groevend richting.
Ontspant niets
verwekt iets.
Tekenen van bestaan.
Zo zij het. Dit is het
Tekenen van bestaan.
Vervolgens een gedicht van Ben Okri
Want na de evangeliën
na de menselijke en de goddelijke komedie
na de Duizend-en-een-nachten
na schuld en boete, oorlog en vrede
trots en vooroordeel
het geraas en gebral
tussen goed en kwaad, het zijn en het niet,
na de storm, het proces,
en het braakland
nadat de wereld uiteen is gevallen
na honderd jaar eenzaamheid
en het zoeken naar de verloren tijd
in het koninkrijk van deze wereld
kunnen wij de goden nog steeds verbazen in menselijkheid
en de stof van toekomstige legenden vormen.
Als we maar durven echt te zijn
en de moed hebben om in te zien:
Dat dit de tijd is om de beste droom te dromen
van alle dromen die er zijn.
Dat dit de tijd is om de beste droom te dromen
van alle dromen die er zijn.