Studies in zichtbaar maken
De Grote Leegte is wijd en breed, niets hindert haar,
zij doet het wonderbaarlijk Zijn van Dat wat uit zichzelf zo is, rondgaan
Gesmolten vormt ze stromen en beken
Gestold vormt ze bergen en hoogten.
Sun Chuo (310 -397)
Kunst maken
Gericht kerf ik. Vanuit de beweging met materiaal, kleur en de vormen die beklijven, ben ik op zoek. Een handvol lijnolie wrijf ik door de ecoline; gebrande sienna druipt tussen mijn vingers. Ik stop in het grensgebied van vorm en vormeloos. En kijk. Dicht op de huid zie ik het begin van stolling en ben verwonderd over de drijfveer van beweging. Ik blaas hoopjes goudpoeder in het natte oppervlak.
Maken is een manier van denken. Tastbaar denken in beweging en materiaal. Het zijn ontstaansgeschiedenissen, die ik maak. Zoals ons lichaam. Onze geschiedenis schuurt, wast en kerft in een aaneenschakeling van transformaties, die voortkomen uit de alledaagse processen van gericht kiezen en bewogen worden.
Kijkend naar dat wat ontstaat wordt soms iets zichtbaar dat levensvatbaar is. Iets wat mij beweegt
Sporen van inzicht, vermoeden en inzicht. Hoeveel ordening kan een schilderij ontberen zodat ‘t mysterie zo nabij mogelijk benaderd wordt en er toch nog herkenning mogelijk is? Hoeveel gestrengheid in ordening en materiaalgebruik heb ik nodig om niet te verdwalen? Of roept de oorsprong van mijn handelen een basale vorm van ordening op?
Ik ben op zoek naar vormen, die me tijdens het maken richten en in het platte oppervlak een ongekende ruimte scheppen. Vormen op de transparante grens van materie en het vluchtige.
Vormen, die het mysterie benaderen en niet vastleggen in de beperking van symboliek of definitie.
Kunst maken wordt daarmee een intiem, tastend proces naar zin en samenhang. Opmerkelijk is, dat het juist het sensuele, plastisch materiaal-gebruik (groevende kerven, smeuige lijnolie met pigmenten en boenwas) is, waarmee het immateriële en onbenoembare benaderd lijkt te kunnen worden. Zichtbaar maken laat door alle aandacht op huid te vestigen, soms, als bij toeval, iets van ziel zien.
Los uit de pols, zomaar:
een spoor op de tast uitgezet in leegte
vindt groevend richting.
Omspant niets
er ontstaat iets
Tekenen van bestaan.
Blinkend wit staat de wasbak als altijd
strak in vorm, balancerend om niet te imploderen
of plots uiteen te spatten in porseleinen brokken.
In de spiegel sta ik beslagen
me te drogen in ‘t broze evenwicht van alledag.
Als tijd slijtend elke souplesse heeft verstild
en de wind gierend in steile verstening schuurt,
hervindt beweging zich in distels
die breuken en barsten splijten
in de door gruis en weer gepolitoerde huid.
Oorspronkelijk vermoeden, bewogen,
rilt lijnen in spiegelglad oppervlak
Het evenwicht, doorbroken,
opent perspectieven. In weerkaatsing
kerft een uitzicht en trilt
tevoorschijn ‘t ongekend begeerde
Onderhuids, een lichte huivering;
als een zwerm spreeuwen
is alle vorm slechts tijdelijk samengaan.
Gericht, noodzakelijk, toegesneden.
Of zo maar;
ontvankelijk en teder tastbaar
Wijds. Glimmend en uitgestrekt
beklijft prille samenhang in stremming.
Feestelijk stollend
Exact daar waar als bij toeval beweging aan vrijheid ontstijgt.
De zuidenwind rimpelt in het oppervlak
rollende waaiers naar het noorden.
In spelonken en de zompige lagen van mijn diep-rode zijn,
ver voorbij waar huid het oog fascineert;
daar worden de keuzes beklonken.
In amorfe beweging en peilloze dood
vallen zin en zijn tezamen
Lief en zeer wentelen daar vertederd
ritmisch in een strijd op leven of stilstaan
Iets is nadat
het niet meer is
iets anders.
Iets is voordat
het werd wat het is
iets anders geweest.
Op het warm kozijn
stil in de zon
klapwiekt een vlinder.
© 1999 Louis van Marissing, Amsterdam